Michel Van Hamme

Stootgroep Jérome: Verzetsstrijders van het Geheim Leger

Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstonden in België verschillende verzetsgroepen die zich verzetten tegen de Duitse bezetter. Een van deze groepen was de Stootgroep Jerom, een geheime eenheid die opereerde in opdracht van het Geheim Leger. Deze groepering speelde een cruciale rol in de gewapende weerstand, met name in en rond Brugge.

Fiche Michel Van Hamme Pdf
PDF – 985,2 KB 6 downloads

Oprichting en Doel

De Stootgroep Jérome werd opgericht als een gespecialiseerde eenheid binnen het Geheim Leger, een van de voornaamste verzetsgroepen in België. Deze groep werd samengesteld met als doel het uitvoeren van strategische sabotageacties en het ondersteunen van de militaire operaties van de geallieerden. De leden van de Stootgroep Jérome waren toegewijde verzetsstrijders die vaak opereerden onder moeilijke omstandigheden en enorme risico’s, terwijl ze streden voor de bevrijding van hun land.

Het Geheim Leger Stootgroep Jérome

Na de capitulatie van België op 28 mei werd het Belgische leger onmiddellijk ontbonden. Dit leidde tot grote frustratie bij de militairen, die het moeilijk konden verkroppen dat Duitsland de overwinning had behaald. Voor sommige van hen was deze frustratie zo intens dat zij besloten een onafhankelijke paramilitaire organisatie op te richten, buiten de controle van zowel de regering als de bezetters.

Uit deze frustratie ontstonden twee verzetsgroepen: de ene groep, onder leiding van kolonel Lentz, kreeg de naam het Heropgerichte Belgisch Leger, terwijl de andere groep, onder leiding van commandant Claser, het Belgische Legioen werd genoemd.

Beide groepen waren sterk koningsgezind en stonden tegenover de regering in Londen in een negatieve houding. Ze stelden een plan op om na de oorlog een nieuwe uitvoerende macht en een sterke staat onder de vakkundige leiding van de koning te vestigen. Het primaire doel van deze twee groepen was dan ook niet alleen verzet te plegen tegen de Duitse bezetters, maar vooral om de bevrijding door de geallieerden voor te bereiden en plannen te ontwikkelen voor een post-oorlogse toekomst van België.

In de zomer van 1940 besloten de twee groepen om samen te werken. Dit leidde tot de oprichting van een grotere groepering, waarbij naast het Heropgericht Belgisch Leger en het Belgische Legioen, ook de groep Phalange, onder leiding van Xavier de Grunne, zich aansloot. Ze kozen de naam "Belgisch Legioen" en profileerden zich aanvankelijk als een elitegroep die de koning zou beschermen tegen aanvallen van communisten, rexisten en Vlaams-nationalisten.

Na verloop van tijd realiseerden de leiders zich echter dat dit streven niet voldoende was, en begonnen zij zich meer en meer in te zetten voor hulp aan de Britten. De organisatie van het Belgische Legioen kende echter veel obstakels. In de beginjaren heerste er een groot tekort aan wapens en materiaal, aangezien dit alles in handen van de Duitsers was. Bovendien werd het Legioen niet geaccepteerd door de Belgische regering in ballingschap. Dit kwam doordat het Legioen zich negatief opstelde tegenover de regering in Londen, die volgens hen de koning had verraden. Door deze twee belangrijke factoren kwam de organisatie slechts langzaam op gang, en was het niet mogelijk om directe verbindingen met Londen te leggen.

 

In 1942 reisde commandant Claser persoonlijk naar Londen. Echter, vanwege zijn uitgesproken royalistische overtuigingen werd hij niet goed ontvangen door de Belgische regering in ballingschap. Bij zijn terugkeer richtte hij het Belgische Vrijkorps voor Militaire Actie op. Het ontstaan van dit Vrijkorps was een duidelijk teken dat het slecht ging aan de top van de organisatie. Het Belgische Legioen was nog altijd niet erkend door de geallieerden, waardoor het werd beschouwd als een groep van vrijschutters en niet als een regulier leger, beschermd door de Conventies van Den Haag.

 

De situatie veranderde enigszins door verschillende arrestaties binnen de top van de organisatie, waaronder die van Claser. Hierdoor kwam kolonel Jules Bastin aan de macht, en het Belgische Vrijkorps werd geïntegreerd in het Belgische Legioen. De dialoog met de Belgische regering werd hervat, maar verliep nog steeds stroef.

Toen kolonel Bastin in de lente van 1943 ook werd gearresteerd, nam kolonel Yvan Gérard het roer over. Hij slaagde erin een degelijke communicatie op te zetten met Londen, wat resulteerde in de zogenaamde missie ‘Stanley’. Deze missie hield in dat de heer Marissal werd gedropt om het verzet te ondersteunen. Hij kreeg plannen mee die afkomstig waren van de Belgische regering en het Special Operations Executive (SOE), de organisatie die verantwoordelijk was voor de gewapende acties. De documenten die hij meenam waren cruciaal:

  1. Een formele opdracht voor de bevelhebber,

  2. Het document ‘Het paard van Troje’ met richtlijnen voor de organisatie en werking van het Belgische Legioen,

  3. Een document met verschillende sabotageplannen, en

  4. Het plan voor de militaire actie op D-day.

 

In 1944 kwam het Geheim Leger onder toezicht te staan van generaal Jules Pire. België werd op dat moment onderverdeeld in vijf verschillende zones:

  • Zone I: Henegouwen en Namen

  • Zone II: Antwerpen en Limburg

  • Zone III: West- en Oost-Vlaanderen

  • Zone IV: Brabant en het gebied tot de linker Maasoever

  • Zone V: De Rechter Maasoever, Luik, en een deel van Namen en Luxemburg

 

De missie van het Geheim Leger was helder: het saboteren van de Belgische infrastructuur om de Duitse transporten te verstoren, zonder daarbij de geallieerde operaties te belemmeren. Daarnaast was het doel om guerrilla-acties tegen de Duitsers te ondernemen, zodat er een klimaat van onzekerheid werd gecreëerd. De bedoeling was om, zodra de geallieerden in België geland waren, openlijk de strijd aan te gaan met de Duitsers. Het Geheim Leger was dus geen gewone verzetsgroep; hun acties waren vooral gericht op de voorbereidende fase voor de grote strijd, die begon zodra de geallieerden België binnenkwamen. Gedurende de bezetting richtten ze zich voornamelijk op het verzamelen van wapens en ander materiaal om klaar te zijn voor de definitieve confrontatie.

Na deze korte inleiding over de bredere strategie van het Geheim Leger, zullen we nu verder inzoomen op Zone III, die Oost- en West-Vlaanderen besloeg.


Zone III, die Oost- en West-Vlaanderen besloeg, stond onder de leiding van kapitein Franckx. Regelmatig vonden er vergaderingen plaats in Gent. Deze zone was verder onderverdeeld in verschillende sectoren. West-Vlaanderen was opgedeeld in vijf sectoren, met zes schuilplaatsen: de sector Brugge-Oostende had één schuiloord, genaamd 'Le Geai', en één droppingzone. Kortrijk had twee schuiloorden, terwijl Veurne en Ieper samen twee schuiloorden bezaten. De laatste sector was Waregem, die één schuiloord had. Later in de oorlog veranderde de situatie: de droppingzones in de regio verdwenen, omdat er geen geschikte gebieden meer waren die voldeden aan de strikte eisen. Gedurende de bezetting werd Beernem als de officiële droppingzone voor West-Vlaanderen aangewezen, gelegen in de nabijheid van het schuiloord 'Le Geai' in Oostkamp.

De droppingzone in Beernem bleek niet geschikt om verschillende redenen. Enerzijds zorgden de bossen en kastelen in de regio voor een slechte zichtbaarheid, maar een veel groter probleem was dat de Duitsers zich in een kasteel bevonden dat zich op hetzelfde grondgebied bevond. Dit maakte de zone onbruikbaar. In de sector Brugge-Oostende verliep de rekrutering in 1942 langzaam. Dit was te wijten aan het feit dat de regio werd gekarakteriseerd door een aantal kleine, autonome verzetsgroepen die vaak zelfstandig opereerden. Ondanks deze uitdaging slaagden ze er uiteindelijk in om met bijna iedereen contact te leggen en samen te werken.

 

Kapitein Franckx nam contact op met kapitein Laenen, die onmiddellijk de leiding over het Geheim Leger in Brugge op zich nam. Gedurende zijn werkzaamheden kwam Laenen meerdere keren in contact met Van Poucke, alias Janssens. Deze man had nauwe banden met het O.F., waar hij een tijdlang lid van was, en speelde een actieve rol in het helpen van onderduikers en werkweigeraars. Echter, zijn activiteiten, evenals die van Laenen, werden abrupt beëindigd door verschillende arrestaties door de GFP in de sector Brugge-Oostende. Laenen werd ook gearresteerd, wat resulteerde in een tijdelijke opschorting van de activiteiten in het gebied. Dit leidde tot een breuk in alle onderlinge contacten voor een periode van een maand.

 

Uiteindelijk werd majoor Georges Janssens de Bisthoven gevraagd om het bevel over de sector Brugge over te nemen. Echter, vanwege de strikte controle die de bezetters over hem uitoefenden, vond hij het moeilijk zich vrij te verplaatsen zonder op te vallen. Als gevolg hiervan werd de leiding tijdelijk overgedragen aan kolonel Ferdinande, die het bevel in de tussentijd op zich nam.

 

Zoals eerder vermeld, kende de Brugse groepering van het Geheim Leger een sterke autonomie. Er bestonden verschillende kleine kernen die gedurende een groot deel van de bezetting niet met elkaar in contact stonden, of zelfs niet van elkaars bestaan wisten. Zo waren er groepen in Loppem, Varsenare, Oostkamp, Sint-Andries, de groep Jérôme, maar ook een groep vanuit de gerechtelijke politie onder leiding van Van Sevenant, een groep vanuit de rijkswacht, de scouts, de Brugeoise, en andere groepen die waren ontstaan rondom bepaalde figuren, zoals de groepen van Marcel Herman, Arthur Geschier, Adolphe Focroul, Eduard Priem, enzovoort.

De Stootgroep Jérôme stond onder leiding van beroepsofficier Willy Bruynseraede en telde in september 1944 ongeveer honderd leden. Zij waren verantwoordelijk voor regionale sabotagegroepen die opereerden via het spoorwegnet, zoals de groepen in Oostkamp (spoorlijn Brugge-Kortrijk), Assebroek, Beernem en de Ploeg Varsenare (spoorlijn Brugge-Oostende).

 

Elke groep voerde, onafhankelijk van elkaar, de sabotageacties uit die zij nodig achtte. Deze acties zorgden er in feite alleen voor dat de Duitsers hier en daar vertraging opliepen bij het vervoer van wapens en munitie. Zo ontspoorde bijvoorbeeld op 16 september 1943 een groep vijf goederenwagons in het station van Brugge, waardoor twee sporen gedurende enkele uren buiten dienst waren. De grotere operaties begonnen pas op gang te komen vanaf 1 juni 1944, na een bericht dat via de Engelse radio werd uitgezonden. Dit bericht gaf de leden van het Geheim Leger de informatie dat de landing van de geallieerden binnenkort zou plaatsvinden. Men moest dus klaarstaan om deze geallieerde troepen te ondersteunen in de strijd tegen de Duitsers.

 

Vanaf 9 juni kwamen de verzetsgroepen in Brugge uiteindelijk in actie door verschillende wegen en spoorlijnen te saboteren en telefoonlijnen door te knippen, waardoor de Duitsers aanzienlijke vertraging opliepen. Zo knipte de groep uit Oostkamp in de nacht van 9 op 10 juni de telefoonlijnen van het spoorwegnet tussen Brugge en Kortrijk door. Hoewel ze beter georganiseerd en gecoördineerd waren, was hun invloed op de activiteiten van de Duitsers nog steeds beperkt. Andere acties bestonden uit pogingen om vernielingen door de Duitsers te voorkomen. Zo probeerden ze te verhinderen dat de Duitsers de Gentpoort in Brugge zouden opblazen. Ondanks hun herhaalde pogingen slaagden de bezetters er echter in om de poort te vernielen tijdens de bevrijding.

 

Op de valavond van 06 september 1944 werden Michel VAN HAMME en René PEERS DE NIEUWBURGH door de Duitse troepen gefusilleerd in het Bulskampveld.

 

Na de geslaagde landing van de geallieerden in Normandië, zakte het moraal van de Duitse troepen. In het kasteel van Bulskamp  zaten 60 Duitsers in de kelder van het kasteel om munitie te bewaken..

Door het inpraten van Graaf Philippe LIPPENS en Henri DIERICKX, bekwam men dat de Duitsers zich overgaven aan de weerstanders. Bij het overbrengen van de gevangenen ontsnapte een Duitser en deze verwittigde de SS-troepen in Brugge, die hun kameraden kwamen bevrijden.

Niets vermoedend begaven Michel Van Hamme en René Peers De Nieuwburgh zich naar het kasteel. Ze werden er onmiddellijk door de gealarmeerde Duitse troepen gevangen genomen en zonder vorm van proces neergeschoten.

Armand Devooght stootte langs de Wingene Steenweg op een patrouille Duitsers en ook hij werd onmiddellijk afgemaakt

 

Marcel Rosseel: We konden hen tot overgave dwingen maar later kwamen de Duitsers terug en werden mijn kameraden gefusilleerd. (Marcel Rosseel is de enige die het als verzetstrijder zelf meemaakte)