Alberic Vyncke
voorstelling van het gezin Vyncke-Debaene in 1940. Haar grootvader Fons Vyncke, geboren in 1887, heeft gedurende gans zijn loopbaan gewerkt bij de tram. Na de Eerste Wereldoorlog werd hij er ploegbaas. Zijn echtgenote was Emmerence Debaene, geboren in 1889. Zij hadden vijf kinderen: Achille, Cyrille, Alberic, Paula en Nelly. Tante Paula was degene die de verhalen aan Brigitte Danneels heeft verteld. Tijdens de Duitse aanval in mei 1940 waren de drie zonen gemobiliseerd. Omdat men tijdens de Eerste Wereldoorlog 3 familieleden had verloren, was er nu een grote angst dat de 3 zonen deze oorlog niet zouden overleven.
Achille Vyncke
Achille heeft zelf nooit iets verteld over zijn belevenissen in mei 1940. Maar aan de hand van een boekje in het bezit van een andere soldaat uit hetzelfde regiment, kon Brigitte Danneels reconstrueren wat Achilles moet hebben meegemaakt in Hasselt aan het Albertkanaal tijdens het begin van de oorlog en bij de terugtrekking van het Belgische leger: een mars van 150 km te voet met weinig eten, want ze waren afgescheiden geraakt van de veldkeuken. In Waasmunster konden ze met de trein tot in Gent geraken, waar de burgemeester zijn stad had open verklaard, zodat de Duitsers er zonder strijd binnen konden. Uiteindelijk geraakte hij in Kortrijk, aan de Leie, waar de Britten zaten.
Achille was zachtaardig van aard en wilde eigenlijk niet vechten en zeker niet sneuvelen. Op 23 mei werden de Duitsers aan de overkant van de Leie gebombardeerd door de Britten en de Belgen en de dag daarop bombardeerden de Duitsers op hun beurt de Belgen en de Britten. Achille had gelukkig geen schrammetje. De Belgen gaven zich over en de meesten waren hier blij mee. Ze waren vooral heel blij dat ze het overleefd hadden. Achille werd als krijgsgevangene naar Stalag IV A in Duitsland gevoerd. De omstandigheden daar waren erbarmelijk. Soms werd er gevochten om een korst beschimmeld brood. In oktober 1940 waren er in Vivenkapelle geruchten dat de gevangenen van Stalag IV A vrij zouden komen. De familie Vyncke fietste naar het station van Brugge om Achille op te halen. Thuisgekomen trakteerde Fons Vyncke van blijdschap iedereen in het café in Vivenkapelle, ook de 2 Duitsers die daar waren. Waarschijnlijk de enige keer dat hij dat in zijn leven heeft gedaan, aangezien hij de Duitsers zo haatte.
Alberic Vyncke
Alberic, een andere zoon, was kleermaker. Hij was in de leer geweest bij een kleermaker in Heist, die later omgekomen is bij een bombardement in Frankrijk. Na de capitulatie van het Belgische leger ging Alberic in het verzet. Hij was ook niet van plan om voor de Duitsers te gaan werken en toen hij in april 1943 een oproeping hiervoor kreeg, is hij ondergedoken. De volgende maand kwam er een eerste verwittiging en men is hem gaan opzoeken. Op 9 november kwam er een bericht dat hij een vrijstelling kon komen afhalen en op 6 december dat hij een tewerkstelling kon krijgen in de nabije omgeving, maar Alberic trapte hier niet in.

In de zomer van 1943 kwamen Duitse feldgendarmen (met hun typische koperen plaat op hun borst) hem thuis in Vivenkapelle opzoeken, maar Alberic was er niet. Ook moeder Emmerence was niet thuis. Nadien zijn de feldgendarmen teruggekomen. Eén ging onmiddellijk naar de achterdeur. Dochter Nelly was boven aan het kuisen en beneden vroegen de feldgendarmen aan moeder Emmerence waar zoon Alberic was. Vader Fons en dochter Paula waren gelukkig niet thuis, want anders hadden ze één van hen misschien meegenomen.
Alberic en het verzet
Alberic was eerst ondergedoken bij zijn broer die getrouwd was en nadien bij verschillende nonkels en tantes, op een boerderij en ook in kasteel Altena te Moerkerke. Alberic sloot zich aan bij het verzet door contacten met Michel Van Hamme uit Assebroek die hij ontmoette toen hij om tabak ging. Michel Van Hamme werd twee dagen vóór de bevrijding vermoord. Officieel is Alberic in januari 1943 tot het verzet toegetreden. Het verzet kreeg de steun van de broeders Van Dale van Vivenkapelle. Vooral broeder Livinus, maar ook enkele andere broeders zaten mee in het verzet. In het klooster zaten ook ondergedokenen. Broeder Pius had reeds gevangen gezeten wegens het opruien van leerlingen tegen de Duitsers. Alberic en zijn kameraden hebben soms geluk gehad. O.a. op het moment dat zij in de kloostertuin stonden te praten met enkele broeders en zij ineens verschillende fietsers hoorden stoppen die hun fiets aan de kant gooiden: Duitse soldaten die in het Gotisch Complex te Vivenkapelle binnen vielen. Gelukkig konden de verzetslieden zich onder de struiken verstoppen en kon de pastoor voorkomen dat een Duitse soldaat in de kerktoren klom om zo de velden in de omgeving af te speuren. Alberic heeft 17 maanden ondergedoken gezeten, constant met de angst of hij aan eten zou geraken en of hij niet verklikt zou worden.
Vivenkapelle werd bevrijd op 12 september 1944 en plots kon men weer alles zeggen wat men wilde en moest men geen angst meer hebben voor een onbekende persoon die men op straat zag. Op één dag tijd waren alle angsten weg. Alberic die bij het Geheim Leger was, heeft toen collaborateurs opgepakt in Brugge. Hij heeft daarna ook de Canadezen geholpen. Hierbij is hij gewond geraakt. Hij deed toen patrouilleopdrachten op de vaarten omtrent Oostkerke. Zo een patrouille bestond uit twee leden van het Geheim Leger en één Canadees. Alberic is ook mee met de Canadezen Knokke binnengetrokken. Na de oorlog is hij veldwachter geworden te Klemskerke. Zijn ogen waren toen te slecht geworden om nog goed te kunnen naaien en dus kon hij geen kleermaker meer zijn.
Adrienne Geselle-Debaene
Het tweede deel van de lezing ging over de Heistse tak van de familie. Emmerence Debaene was geboren in Beernem. Haar vader werkte daar als knecht bij boer Goormachtig. Wanneer deze laatste verhuisde naar het Boerenhof te Heist, verhuisde het gezin Debaene mee naar Heist. Zij woonden toen in de Stieslag, nu de Leenstraat. Adrienne Debaene, de zuster van Emmerence, trouwde met aannemer Joseph Geselle. Zij hadden 3 kinderen: René (die later ook aannemer werd), Oscar en Roland. Deze drie zonen kwamen na de oorlog vaak naar Vivenkapelle. Op het einde van de lezing zou de reden hiervoor duidelijk worden.
Crisis en oorlog
Joseph Geselle had voor zijn gezin een huis gebouwd in de Knokkestraat. De zaken gingen goed en Adrienne was altijd modern en modieus gekleed, zoals te zien was op foto's uit die tijd. Maar door de crisis in de jaren '30 kreeg Joseph als aannemer minder werk en het gezin moest hun huis verlaten en verhuizen naar een café in Duinbergen. Het ging ook al een tijdje niet goed meer tussen Adrienne en Joseph en caféhouden lag Adrienne ook al helemaal niet. In 1942 ging Adrienne er met haar 3 kinderen vandoor. Haar zoon René is toen naar Duitsland gaan werken om zijn moeder financieel te helpen en Oscar werkte ter plaatse voor de Duitsers. De gezondheidstoestand van Adrienne, die al ziek was toen ze nog in het café zat, ging achteruit. Ze had last van hoesten en ophoesten van bloed. Heel die tijd wou ze niet naar de dokter gaan. In 1944 kwam ze uiteindelijk toch bij dr. Van Den Bon in Brugge terecht die de diagnose tbc stelde en begin april dat jaar werd ze opgenomen in het Sint-Janshospitaal te Brugge. Op 31 mei 1944 werd ze dan opgenomen in het sanatorium te Sijsele.
Tijdens de Slag om het Molentje (13 september 1944) heerste er grote chaos in Sijsele en Vivenkapelle. Emmerence, die voordien elke week haar zuster was gaan bezoeken in het sanatorium, ging die week niet naar Sijsele, o.a. uit schrik dat haar fiets zou kunnen gestolen worden tijdens die chaos in de streek. Net toen is Adrienne gestorven, in de nacht van 18 september 1944. Op haar begrafenis was er weinig volk. Heist was afgesloten en nog bezet door de Duitsers. Een deel van de streek stond onder water, want de Duitsers hadden in september 1944 de werking van de sluizen omgekeerd en bressen geslagen in de dijken van de vaarten.
Evacuatie naar Knokke
Tussen 24 en 27 september 1944 moesten de inwoners van Heist geëvacueerd worden naar Knokke. Vader en moeder Debaene, beiden tachtigers, wachtten tot de laatste dag om te evacueren. Tijdens hun tocht naar Knokke kwamen ze in een bombardement terecht en moesten ze in een gracht springen. Zoon Oscar werd gewond bij een bombardement bij de Helios te Duinbergen. Hij werd naar de "Kolonie", toen een noodhospitaal, bij het Verweeplein, gevoerd, waar zijn gekwetste voet in het gips werd gestoken. Later werd hij overgebracht naar het Sint-Janshospitaal. Zijn voet was geïnfecteerd geraakt en zijn been moest tot halverwege geamputeerd worden. Hij was ook geïnfecteerd met tuberculose. Daarenboven kreeg hij ook nog een bloeding van een hoofdslagader ten gevolge van de ijzerfragmenten in zijn lichaam. Hij werd tweemaal geopereerd. Niemand van zijn familie wist waar hij was. Zijn broer René zat in Duitsland en zijn andere broer Roland in Luik bij een tante. Toevallig was een gebuur van Fons en Emmerence op bezoek in de kliniek. Toen Oscar hoorde dat die persoon van Vivenkapelle was, vroeg hij om een bericht te willen doorgeven aan Fons en Emmerence. Oscar wist op dat moment nog niet dat zijn moeder overleden was.
Toen hij in maart uit de kliniek mocht vertrekken, is hij naar Vivenkapelle gekomen en werd hij opgevangen door Emmerence. Zij zorgde ervoor dat Oscar elke dag een liter melk kreeg, wat toen zeer duur was, want de rantsoenering duurde tot 1948. De bereidwilligheid van de boeren was zeer verschillend: van de ene (hardvochtige) boer kreeg zij geen melk, een andere bezorgde haar dit wel. Oscar is een hele tijd bij Emmerence en Fons gebleven. Uiteindelijk is hij terug naar zijn vader gegaan, iets wat hij gedurende jaren niet meer had willen doen. Hij ging in de leer bij een horlogemaker en werkte later voor Gilson te Brugge. Oscar heeft ook nog meegeholpen bij het ruimen van mijnen in Heist. Hij is vroeg overleden (aan tbc).
René Geselle
Toen René Geselle terugkeerde uit Duitsland wist ook hij niet dat zijn moeder dood was. Ook hij trok naar Vivenkapelle. Hij is vrij vlug getrouwd en verliet dan Vivenkapelle. Roland Geselle kwam in het voorjaar van 1945 naar Vivenkapelle en zou er 10 jaar blijven bij Emmerence en Fons. Dat de broers na het overlijden van hun moeder zo goed opgevangen werden door hun tante Emmerence, is de reden dat zij later nog zo graag en regelmatig op bezoek kwamen in Vivenkapelle.
Toen de ouders van Emmerence terug konden naar hun huisje in de Stieslag in Heist, merkten ze dat de gevel vernield was. In 1950 is moeder Debaene overleden en haar man is toen gaan inwonen bij zijn dochter Emmerence in Vivenkapelle.
Bronnen
info tekst over Alberic ook waar hij gewond was: https://www.sincfala.be/activiteiten/activiteiten-2014/903-zondagbabbel-de-wattman-die-de-nazis-haatte-door-brigitte-danneels-zondag-23-maart-2014-