Willy Bruynseraede

Op talrijke foto's die genomen werden in de eerste dagen na de Bevrijding van Brugge op 12 september 1944, duikt geregeld een jonge officier op, opvallend door zijn ongebruikelijke verschijning. In tegenstelling tot de meeste beroepsmilitairen, die hun vooroorlogse uniform opnieuw aantrokken, droeg hij een geheel eigen tenue. Geen kepi maar een politiemuts, geen kaki uniformjas maar een lichtbeige exemplaar met daarover een koppelriem. Hij combineerde dit met een donkere broek en gewone schoenen in plaats van laarzen.

Deze man was de tweeëndertigjarige Willy Bruynseraede, in verzetskringen bekend onder de schuilnaam ‘luitenant Jerôme’. Na de roerige septemberdagen verdween hij plots uit het Brugse straatbeeld — en keerde er nooit meer terug. Maar wie was deze man, die in die korte maar beslissende periode zo’n prominente rol leek te spelen in Brugge?

Willy Bruynseraede werd geboren in Brugge op 26 augustus 1912, als zoon van Julien Bruynseraede (°1885) en Valérie Dollé (°1883), die in 1911 in het huwelijk waren getreden. Op vierentwintigjarige leeftijd werd hij als kandidaat-officier opgenomen in het Belgisch leger. In mei 1940 nam hij als luitenant deel aan de Achttiendaagse Veldtocht. Tijdens de gevechten aan het Schipdonkkanaal werd hij getroffen door een kogel in de ruggenwervel — een zware verwonding die hem ervan weerhield, na de wapenstilstand, te worden overgebracht naar een Oflag in Duitsland.

Oflag VI A was tijdens de Tweede Wereldoorlog een Offizierslager, een krijgsgevangenenkamp voor officieren in de stad Soest in Westfalen, Duitsland.

Bron afbeelding: https://nl.wikipedia.org/wiki/Willy_Bruynseraede bewerkt door vzw 8-duust. Optocht door de Steenstraat in Brugge van Verzetsgroepen, in september 1944. Op de eerste rij: Alfred Coppieters 't Wallant, majoor Georges Janssens de Bisthoven, luitenant Willy Bruynseraede

Na een lange hospitalisatie herstelde Bruynseraede en mocht hij terugkeren naar huis. Vanaf mei 1941 sloot hij zich aan bij de Inlichtingen- en Actiedienst SRA (Service de Renseignements et d'Action), waarvoor hij inlichtingen verzamelde die vervolgens naar Londen werden doorgestuurd. Zijn activiteiten bleven echter niet onopgemerkt: op 2 oktober 1942 werd hij door de Gestapo opgepakt op verdenking van spionage. Hij werd opgesloten tot 2 april 1943 en onderging tijdens die periode zware verhoren. Uiteindelijk werd hij, bij gebrek aan bewijs, vrijgelaten.

Op verzoek van het Geheim Leger — meer bepaald van Alfred Coppieters ’t Wallant (1907–1985) — richtte Willy Bruynseraede een eigen verzetsgroep op. Deze werd georganiseerd in kleine regionale ploegen en geïntegreerd in het Geheim Leger, sector Brugge-Oostende. De groep, die bekend zou worden als de stoottroepen van luitenant Jerôme, was vanaf midden 1943 actief en telde ongeveer honderd leden.

Hun activiteiten waren gericht op sabotage: ze maakten spoorlijnen onklaar door spoorbouten los te vijzen en telefonische verbindingen door te knippen, sneden kabels door en vernielden luchtlijnen. Op de wegen verspreidden ze sabotagenagels, de zogenaamde ‘kraaienpoten’, en in het station van Brugge saboteerden ze de waterbevoorrading van de locomotieven. Ontploffingen bleven eerder uitzonderlijk, aangezien de groep slechts over een beperkte voorraad springstoffen beschikte — die bovendien vaak van twijfelachtige kwaliteit waren.

De verzetsgroep was onderverdeeld in zelfstandige afdelingen die strikt de veiligheidsvoorschriften naleefden: onderlinge contacten tussen de cellen werden bewust vermeden. Afdelingen waren actief in onder meer Brugge, Oostkamp, Assebroek, Beernem en Varsenare. De leden kwamen uit diverse lagen van de bevolking: veelal militairen, maar ook jonge arbeiders en zelfstandige middenstanders. Opmerkelijk is dat ook zeven edellieden zich bij de beweging aansloten:

  • Roland Rapaert de Grass (1911–1965), later burgemeester van Hertsberge

  • Claude Carron de la Carrière (1914–1975), later burgemeester van Loppem

  • John Powis de ten Bossche (1924–1999), later medewerker van president Mobutu

  • Rodolphe van der Stegen de Schrieck (1905–1960)

  • Emmanuel van Outryve d'Ydewalle de Diest (1899–1954)

  • Thierry Piers de Raveschoot (1927–1993)

  • René Peers de Nieuwburg (1918–1944)

Deze namen getuigen van de brede maatschappelijke basis waarop de stoottroepen van luitenant Jerôme steunden.

De afdeling Varsenare stond onder leiding van adjudant Alberic Pullinckx en was voornamelijk actief in het vervoeren en verbergen van wapens. De groep werd echter verraden, waarna zeventien leden werden opgepakt en gedeporteerd naar Duitse concentratiekampen. Acht van hen, onder wie Pullinckx zelf, overleefden de ontberingen niet en lieten daar het leven.

Naast de sabotageacties richtte de groep zich niet op rechtstreekse aanvallen op Duitse militairen. Haar andere activiteiten omvatten het verzamelen van inlichtingen, het inzamelen van wapens, het opleiden van manschappen en het verbergen van werkweigeraars, onderduikers en geallieerde piloten.

In de laatste dagen van de bezetting speelden de stoottroepen van luitenant Jerôme een cruciale rol bij het verijdelen van de Duitse voorbereidingen om de kades van de binnenhaven van Brugge op te blazen.

Op 9, 10 en 11 september was de Groep Jerôme, inmiddels opgegroeid tot een compagnie, aanwezig in Sint-Andries, waar het hoofdkwartier werd gevestigd in het Pannenhuis. Bruynseraede ontving de opdracht om samen met de Canadese troepen Brugge binnen te trekken en zowel de kazerne van de Vlaamse Wacht (de Rijksmiddelbare school in de Boomgaardstraat) als het Gestapo-gebouw in de Kuipersstraat te bezetten. Dit markeerde de overgang van deze gebouwen naar het hoofdkwartier van de Groep Jerôme. Bruynseraede werd nu de leider van dezelfde lokalen waar hij enkele jaren eerder met brute kracht werd gevangengenomen.

Tijdens de Bevrijdingsdagen in Brugge (september 1944) was Bruynseraede prominent aanwezig bij defilés en plechtigheden, waaronder de uitvaart van twee gesneuvelde leden van het Geheim Leger.

De Groep Jerôme bleef tot november 1944 verkennings- en wachtopdrachten uitvoeren voor het Canadese leger. Daarna werd Bruynseraede, samen met een deel van zijn groep, opgenomen in het 24ste Bataljon Fuseliers, dat op 4 februari 1945 werd opgericht binnen het nieuwe Belgische leger. Dit bataljon werd operationeel ingedeeld bij de 21st Army Group en nam deel aan de geallieerde opmars tijdens de verovering van Duitsland.

Na de oorlog werd Bruynseraede erkend als verzetsstrijder, politiek gevangene en groot invalide. Hij werd onderscheiden met opnames in nationale orden en ontving talrijke erkenningen en medailles voor zijn moed en inzet.

Na de oorlog hervatte Bruynseraede zijn carrière in het Belgische leger en werd officier bij de Belgische bezettingstroepen in Duitsland. Hij beëindigde zijn loopbaan met de rang van luitenant-kolonel. In Duitsland leerde hij Sieglinde Schutze (1927–2007) kennen, met wie hij trouwde en drie zonen kreeg.

Bruynseraede bracht zijn laatste jaren door in Knokke, aan de Marie-Joséstraat 1, waar hij een teruggetrokken leven leidde en zich niet aansloot bij verenigingen van voormalige verzetsstrijders. Hij overleed daar op 31 augustus 1994.

Bronnen

  • Carlos VLAEMINCK, De bevrijding van Brugge, 12 september 1944, Brugge, 1975.

  • Luc SCHEPENS, Brugge Bezet, het leven in een stad tijdens twee wereldoorlogen, Tielt, 1985.

  • Guy VAN POUCKE, Niet langer geheim. Geheim Leger, zone 3, sector Brugge-Oostende, Brugge, 1987.

  • Kurt RAVYTS & Jos RONDAS, Het Brugse 1940-1945, 5 delen, Kortrijk, Groeninghe uitgeverij, 2001.

  • Bob WARNIER (dir.), Brugge & September '44, 2 delen, Brugge, 2002.

  • Marie-Pierre D'UDEKEM D'ACOZ, Voor koning en vaderland. De Belgische adel in het Verzet, Tielt, 2003.

  • Roger COEKELBERGS e.a. (ed.), Gedenkboek Inlichtings- en Actieagenten, Antwerpen, 2015.

  • Andries Van den Abeele Willy Bruynseraede, genaamd luitenant Jerôme