Mathieu Hinoul

Mathieu Hinoul werd geboren op 26 augustus 1926 in Sint-Kruis. Samen met Hubert Van Achte richtte hij de verzetsgroep de Revolutionaire Volksjeugd (RVJ) op in de Middenschool aan de Boomgaardstraat in Brugge.

Een belangrijke activiteit van de RVJ is het verspreiden van sluikpers, zoals de Rode Vaan, de Vrije Jeugd (het blad van de RVJ) en het ‘Brugsche Vrije’, gedrukt in de burelen van de Gist- en Spiritusfabriek. Voeg daarbij een aantal acties i.v.m. militaire berichtgeving.

Hij rekruteerde onder zijn medeleerlingen en bij de sportclub Olympic Brugge, waaronder ook zijn goede vriend Mark Braet die de oorlogsnaam 'Robrecht' droeg en later zou veranderen in 'Rik'.  De groep was actief in het verspreiden van verboden pers en andere anti-Duitse publicaties.

Mathieu, die tijdens de oorlog de schuilnaam René gebruikte, was verantwoordelijk voor het bedienen van de drukpers en het produceren van pamfletten, die in zijn ouderlijk huis werden gedrukt en opgeslagen. Daarnaast vervaardigde hij valse identiteitspapieren voor onderduikers en werkweigeraars, die hij leerde kennen via zijn vader Lambert Hinoul.

Lambert Hinoul werd geboren op 30 september 1899 in Molenbeersel, een deelgemeente van Kinrooi. Hij vestigde zich in Brugge, waar hij de functie van opperwachtmeester bij het wervingsbureel vervulde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontvluchtte hij België en sloot zich in Nederland aan bij het Belgisch leger. Gedurende de Tweede Wereldoorlog drukte en verspreidde hij anti-Duitse propaganda vanuit zijn woning in de August Derrestraat in Assebroek.

In december 1940 werd Lambert aangenomen in het Belgisch Legioen. Vanaf 1943 sloot hij zich aan bij het Geheim Leger en stelde hij zich beschikbaar voor de groep G4 in Bissegem. In september 1944 voegde hij zich bij de staf van de sector Brugge-Oostende in Sint-Andries, waar hij betrokken was bij de bevrijding van Brugge. Na de oorlog hervatte hij zijn functie bij het wervingsbureel.

Maar ook zijn moeder Albertine Pintelon was actief binnen het verzet, zij werd geboren op 5 maart 1904 in Sint-Kruis. Tijdens de oorlog werkte zij samen met haar man en zoon bij het verspreiden van sluikpers. Daarnaast bood zij onderdak en materiële steun aan leden van het Geheim Leger tijdens hun geheime missies. Ook hielp zij ondergedoken Joden en gevluchte politieke gevangenen, waarmee ze een belangrijke rol speelde in het verzet.

Mathieu was ook koerier voor de S.R.A. (Speciale Radiodiensten voor het Bevrijdingsleger), dat onder leiding stond van kapitein de Peneranda de Franchimont.

Taken van de S.R.A.

  1. Inlichtingen verzamelen: De eenheid verzamelde cruciale informatie over de Duitse bezetting van België, zoals informatie over Duitse troepenbewegingen, sterke punten, infrastructuur en andere militaire doelwitten.

  2. Sabotage en verzet: De S.R.A. organiseerde sabotage-acties tegen de Duitse bezetting, waaronder het verstoren van spoorwegen, communicatie-infrastructuur en andere vitale doelwitten die de Duitse oorlogsvoering ondersteunden.

  3. Communicatie via radio: De eenheid gebruikte speciale radiosets om in contact te blijven met de geallieerde strijdkrachten en met andere verzetsgroepen in België. Dit was vaak een geheime en riskante taak, omdat het gebruik van radiosignalen opgemerkt kon worden door de Duitse bezetter, wat gevaar voor de leden van de eenheid inhield.

  4. Coördinatie met andere verzetsgroepen: De S.R.A. werkte samen met andere verzetsorganisaties en het Belgische verzet om acties af te stemmen en informatie te delen. Dit was essentieel voor het versterken van de weerstand tegen de Duitse bezetting.

  5. Hulp aan geallieerde strijdkrachten: Naast inlichtingen en sabotage bood de S.R.A. ook steun aan de geallieerde legers, bijvoorbeeld door hulp te bieden bij de landing van geallieerde troepen of door voorraden aan te leveren.

*Kofferset 3 MK II draagbare zend/ontvanger .

Kort na zijn ontmoeting met Mathieu Hinoul, regionaal leider van de RVJ (Revolutionaire Jeugd Vlaanderen) in de Brugse Rijksmiddelbare School, raakt Rik Szyffer, instructeur van de RVJ voor West-Vlaanderen, gewond bij een aanslag. Zijn plaats wordt ingenomen door Frans Tas, schuilnaam 'Roger'. Als nieuwe instructeur leidt hij onder anderen Mathieu Hinoul en Mark Braet op, met een bijzondere focus op het hanteren van wapens.

Inmiddels is er een solide ondergrondse structuur opgebouwd volgens het principe van de groepen van drieën: elke groep bestond uit drie leden die elkaar kenden, maar geen weet hadden van andere groepen. Slechts één van hen stond in contact met een andere groep, waardoor de organisatie veilig bleef en moeilijk te infiltreren was.

De eerste ontmoeting tussen Mark Braet en 'Roger' vindt plaats bij het station op het Zand in Brugge. Roger overhandigt hem drie boeken: De Moeder van Maksim Gorki, Hoe het staal gehard werd van Nikolaj Ostrovski en De Geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjetunie. Niet zomaar een lectuurlijst, maar een ideologische leidraad—een inwijding in de discipline, het lijden en de onverzettelijkheid van de strijd.

De daaropvolgende geheime bijeenkomsten met plaatselijke verantwoordelijken vinden plaats bij de Nepomucenusbrug over de Dijver. Daar, onder het strakke en zwijgzame toezicht van de heilige die liever zijn tong liet afsnijden dan een geheim te verraden, worden plannen gesmeed en strategieën besproken.

Het is aan deze brug dat Mark regelmatig clandestien 'René' (Mathieu Hinoul) ontmoet in wie hij, bij de eerste kennismaking, met een schok een klasgenoot en sportmakker had herkend.

Samen met koerierster Jacqueline en René (zijn echte naam was Matthieu Hinoul) vormde Mark Braet een groep van drie. Maar zij tweeën hebben het einde van de oorlog niet gehaald.

Mark die de oorlog overleefde herinnert zich Jacqueline, een jonge vrouw die bij de groep van drie hoorde. Zij was een koerierster die vaak samen met Mathieu en Mark op pad ging om verzetsmateriaal te verspreiden. Jacqueline wordt op een gegeven moment opgepakt tijdens de tweede grote golf van arrestaties in Brugge. Ze wordt gedeporteerd naar Auschwitz, waar ze omkomt. Mark beschreef haar als een meisje met een groen manteltje en zwarte schoenen die ze had gekocht in de Steenstraat in Brugge. Dit beeld van Jacqueline blijft voor Mark een belangrijk symbool van de vele jonge slachtoffers van de oorlog. Mark schreef een gedicht, Sulamith, waarin hij haar verlies en de gruwelen van de concentratiekampen bezong.

In dit gedicht verwerkte Mark de pijn van het verlies van een vriend(in) en de herinneringen aan Jacqueline, een van de vele slachtoffers van de oorlog. Het gedicht beschrijft haar als een jonge vrouw die "de eerste geweest" is om het gas in Auschwitz te ervaren.

In een groot boek moet nu haar naam vermeld staan : een statistiek van zoveel doden en zoveel kubieke meter gas en de onoverzienbare bergen van schoenen en engelenhaar. Ze moet gegaan zijn tussen de barakken. Ze moet een tijdje in de rei hebben gestaan, mooi en naakt, gereed zich door het blanke water te laten omhelzen. Naast haar, voor haar, achter haar moeten anderen gestaan hebben, ook kinderen, een stukje zeep strelend en geduldig : gelieve u vooral niet te haasten. Ze zal de betonnen kamer betreden hebben even verbaasd omdat plafond en muren door vingernagels zo zeer zijn gewond. Voordien was ze uit Brugge weggevoerd, uit Amsterdam en Warschau, met het lied van de trein en de gewapende kreten van soldaten zo donker. Ze moet de eerste geweest zijn die het blauwe gas heeft geproefd, even verbaasd om het gehuil vooral van de kinderen, vooral van de kinderen. Heel even zal ze aan mij hebben gedacht, heel even nog aan de andere vrienden en zwakjes nog aan het verduisterde Brugge in het museum moet nu haar groene manteltje liggen de zwarte schoenen die ze kocht in de Steenstraat haar haren van as toen ze as werd. Sulamith Sulamith hoe kan ik je helpen hoe kan ik vergeten dat de dood een meester uit Duitsland was, dat je nu leeft in de tederste wolken. Elke dag legt men bloemen zo mooi en welriekend in de donkere holte van de oven waarin je verschroeide : vergeef me vergeef me dat ik niet in jou plaats kon gaan.  (Mark Braet)


Mathieu zijn verzetswerk omvatte verder het plegen van zachte sabotage, waarbij hij spoorwegmaterieel in de Brugse haven vernielde en telefoonlijnen in Oostkamp beschadigde. Hij verzamelde wapens door deze van de Duitse bezetters te stelen en stelde lijsten op van verraders. Als symbolische daad schilderde hij V-tekens op gebouwen die door de Duitsers waren bezet.

Op 21 september 1943 werd Mathieu, samen met zijn vriend André Peuteman, door de Geheime Feldpolizei (GFP) in de klas gearresteerd. Mathieu Hinoul, die in het bezit was van een zakboekje met de namen en adressen van leden van de RVJ, slaagde erin dit document op een of andere manier te verbergen. Ondanks de harde verhoren en martelingen bleef hij trouw aan zijn principes en onthield hij zich van het verklikken van zijn medestrijders. 

Zonder proces werd Mathieu op 17 november 1943 naar de Sint-Gillisgevangenis in Brussel gebracht. Drie dagen later, op 20 november, werd hij naar Essen overgeplaatst en de volgende dag naar het Duitse strafkamp Esterwegen. Op 21 februari 1944 werd hij naar het nabijgelegen kamp Börgermoor gebracht, op ongeveer 12 kilometer afstand. In dit kamp werd hij gedwongen om zware arbeid te verrichten onder erbarmelijke omstandigheden, met onvolledige en gebrekkige kleding, slechte voeding en voortdurende mishandelingen.

Op 13 maart 1944 werd hij naar het tuchthuis in Groß Strehlitz, Polen, verplaatst, om uiteindelijk op 20 november in het concentratiekamp Groß-Rosen te belanden. Daar werd hij tewerkgesteld in de waskamer en kreeg het gevangenisnummer 396.B./82120. Tegen die tijd was hij al ernstig ziek en volledig verzwakt.

In februari 1945 werd Mathieu overgebracht naar een ander kamp in het kader van een dodenmars, waarbij gevangenen van het ene kamp naar een ander werden gedwongen. Mathieu overleefde de mars niet en werd tijdens de tocht omgebracht. Zijn lichaam werd nooit teruggevonden. 

Mark herinnert zich Mathieu als een dappere en moedige jonge man die alles opgaf voor de strijd tegen de bezetter, maar tegelijkertijd ook als iemand die, net als de anderen in het verzet, niets had geweten over de politieke complexiteit van de wereld om hen heen. Mark zelf bleef na de oorlog leven, maar de herinneringen aan zijn vrienden en hun offers bleven hem achtervolgen.

Bron: Kofferset 3 MK II
Auteur: Hanedoes
Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported
Link naar de licentie: https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/
Geen wijzigingen aangebracht.

Bron: biografie Mark Braet
Auteur: Mark Braet
Link naar biografie: https://sites.google.com/site/markbraetbiografie/biografie-overzicht/uitgewerkte-biografie
toestemming van: Nèle Ghyssaert