
Albert Serreyn
Albert Serreyn werd geboren in 1915 en groeide op in een gezin dat zich vanuit Gent had gevestigd in Sint-Andries, nabij Brugge. Zijn familie runde daar een breigoedbedrijf en een aannemersfirma. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot Albert zich aan bij het verzet en werd een sleutelfiguur in de strijd tegen de Duitse bezetter.
Werkzaam in Abdij Zevenkerken en Infiltratie van Organisation Todt
Bij het uitbreken van de oorlog was Albert 25 jaar oud en werkzaam als boekhouder in de abdij van Zevenkerken, waar de Duitse Organisation Todt (Oberbauleitung Belgien) haar hoofdkwartier had gevestigd. Dit nazi-bouwkorps stond in voor de aanleg van militaire verdedigingswerken, waaronder de Atlantikwall. Dankzij zijn positie kon Albert waardevolle informatie verzamelen over strategische bouwplannen en troepenbewegingen, wat cruciaal was voor het verzet.
Lid van het Gewapend Verzet – Het Partizanenleger
Albert werd lid van het Partizanenleger, een gewapende tak van het Onafhankelijkheidsfront. Aanvankelijk voerde hij kleinschalige sabotageacties uit, maar gaandeweg escaleerde zijn strijd. Hij hield zich bezig met:
- Het saboteren van treinen en spoorwegen om Duitse bevoorrading te verstoren.
- Het verzamelen van informatie over de activiteiten van Organisation Todt.
- Het opsporen en uitschakelen van collaborateurs.
- Het vervoeren en verdelen van wapens onder het verzet.
De Brugse afdeling van het partizanenleger werd in april 1941 opgericht door Henri De Meyer en Lucien Vrielynck. Doordat ze vooral aan de kust veel leden wierven verplaatsten ze hun actieterrein naar de kust. Onder de leden zaten vooral dokwerkers en arbeiders. Deze groep deed vooral aan sabotage en het organiseren van stakingen in verscheidene fabrieken. De groep kreeg echter te maken met zware repressie. Henri De Meyer wordt in november 1943 gearresteerd waardoor de leiding in handen komt van zijn verloofde Simonne Danneels, alias Madame Paula. Maar ook zij moet na een tijdje onderduiken doordat de Duitsers haar in de gaten houden. Zo komt Albert Serreyn, die eerder de P.A. te Sint-Andries had geleid, aan de leiding.
Verraad en Arrestatie in Mei 1944
In mei 1944 plande Albert met zijn groep een sabotageactie op een Duitse trein nabij Aalter. De operatie werd echter verraden door André Van Beveren, een infiltrant die voor de Sipo-SD werkte,( die meer verraad op zijn kerfstok had). Op het moment van de aanval stonden de nazi’s hen op te wachten. Van de twintig verzetsleden werden de meesten ter plaatse gearresteerd, maar Albert wist te ontsnappen en fietste haastig terug naar huis in Sint-Andries.
Zijn schuilplaats was echter niet veilig. De Gestapo had ook zijn woonadres in het vizier. Op 26 mei 1944, terwijl zijn zus Bertha hem vanuit een torentje waarschuwde, kwamen de nazi’s toe. Albert probeerde nog te vluchten, maar werd in zijn been geschoten en in een maïsveld ingerekend. Hij werd overgebracht naar de gevangenis van Gent, waar hij onderworpen werd aan zware martelingen. Getuigen verklaarden later dat hij vreselijk toegetakeld werd, maar nooit een naam had prijsgegeven.
Executie op 2 juni 1944 in Oostakker
Normaal gezien zou Albert worden overgebracht naar een concentratiekamp, maar op 2 juni 1944 wilden de Duitsers wraak nemen voor een aanval van het verzet op hun officieren. Ze selecteerden enkele politieke gevangenen voor executie. In een veld in Oostakker werd een put gegraven waar de veroordeelden voor moesten plaatsnemen, met een schietschijf op hun borst. Zonder genade werden ze geëxecuteerd. Albert Serreyn was toen 29 jaar oud.
Bertha Serreyn en de Nasleep
Albert was niet het enige lid van zijn familie dat zich in het verzet engageerde. Zijn jongere zus Bertha Serreyn was koerierster en betrokken bij sabotageacties. Op dezelfde dag als Albert werd ook zij gearresteerd. Ze onderging zware folteringen in Brugge en Brussel, maar weigerde namen of informatie te geven. Ze werd pas op 1 september 1944 bevrijd.
Na de oorlog werden de lichamen van de geëxecuteerden teruggevonden door Amerikaanse troepen. De familie Serreyn ontving een pakket met de weinige overblijfselen van Albert: een lok haar, een pennenmesje, een stuk tand en wat kleding. Bertha ging persoonlijk zijn resten ophalen.
Van de twintig verzetsleden die in mei 1944 werden opgepakt, overleefden slechts zeven de oorlog. De anderen stierven door executie, in concentratiekampen of tijdens de dodenmarsen.
Erkenning en Herdenking
In 1944 werd de oorspronkelijke Dorpsstraat in Sint-Andries hernoemd tot Albert Serreynstraat, als eerbetoon aan zijn moed en opoffering.
Jaren later werd een verzoek ingediend om hem te herdenken tijdens de jaarlijkse militaire plechtigheid in de abdij van Zevenkerken, waar hij ooit werkte en waar het Belgische leger tijdens de oorlog geheime vlaggen en standaarden verborg. Het verzoek werd echter geweigerd, omdat Albert tot het burgerlijk verzet behoorde en men vond dat dit niet in de militaire herdenking paste – een gemiste kans om zijn heldendaden te eren.
Zijn jongere zus Marie-Louise, die als minderjarige ontsnapte aan arrestatie omdat ze haar zieke moeder verzorgde, bleef de herinnering aan haar broer en zus levend houden. Ze overleed op 4 mei 2016.
Albert Serreyn blijft een symbool van vastberadenheid en moed in de strijd tegen onderdrukking. Zijn daden en opoffering mogen nooit worden vergeten.
Bronnen
leiding Brugse afdeling van het partizanenleger : tekst auteur Marc Braet: https://sites.google.com/site/markbraetbiografie/biografie-overzicht/uitgewerkte-biografie
Madam Paula : https://nl.wikipedia.org/wiki/Simonne_Danneels